Studenten moeten de mogelijkheden inzake het gebruik van functies en argumenten kennen en kunnen toepassen.
In de voorgaande bladzijden werd het gebruik van formules uitgelegd. Naarmate formules ingewikkelder worden, is het manueel invoeren of opbouwen van formules als maar minder vanzelfsprekend, aangezien de kans op foutieve invoer alsmaar toeneemt.
MS Excel kent daarom een groot aantal functies die als voorgedefinieerde formules kunnen beschouwd worden. Het gebruik van formules of functies leidt dus tot eenzelfde resultaat, maar het gebruik van functies is eenvoudiger omdat het manueel invoeren van complexe formules niet langer hoeft.
MS Excel 2016 kent functies op tal van terreinen: wiskundige functies, financiële functies, statistische functies, datum- en tijdfuncties, tekstfuncties, enzovoort. Voor een volledig overzicht van alle ingebouwde functies verwijzen we naar het helpprogramma bij MS Excel, want het zou ons in deze 'Basiscursus Excel' te ver voeren om al deze functies te bespreken.
Elke functie in MS Excel omvat steeds drie delen:
het gelijkheidsteken: '='
De functie =SOM(A1:B3) is bijgevolg een functie die de getallen in het celbereik A1 tot B3 bij elkaar optelt.
Sommige functies - zoals bijvoorbeeld PI(), VANDAAG() en NU() - hebben geen argumenten nodig, waardoor tussen de ronde haakjes - die de argumenten omspannen - niets moet worden ingevoerd en meteen de waarde van PI, de datum van vandaag of de datum van vandaag met uur- en minutenaanduiding wordt weergegeven.
Wanneer je een functie begint in te voeren door een gelijkheidsteken in te tikken, wordt - net zoals bij de invoer van formules - je tikwerk getoond in het invoerveld van de formulebalk.
Om de invoer van een functie te eindigen, kan de 'Enter'-toets worden ingedrukt of op de knop 'Invoer' worden geklikt.
De invoer van een functie kan worden geannuleerd door op de knop 'Annuleren' in de formulebalk te klikken
Helpprogramma bij Microsoft Excel 2016: zoek op 'functie'.