Zoeken in MS Excel 2013-cursus:

Oefening 'Functies invoeren'

Instructie 1: Gemiddelde berekenen

  1. Open op je geheugenstaafje of Homedrive het bestand 'Oefeningen.xlsx' en activeer werkblad 'Functies2'

  2. Selecteer de cel  A17 en tik 'Gemiddelde'

  3. Selecteer het celadres C17 door deze cel één maal aan te klikken

  4. Klik in de formulebalk of in het tabblad 'Formules' op de knop 'Functie invoegen'

  5. Zoek de functie 'Gemiddelde' op 

  6. Selecteer in het rolmenu 'Selecteer een functie' de optie 'Gemiddelde'

  1. Klik op 'OK'

  2. Klik in het dialoogvenster 'Functieargumenten' op de knop 'Celadres' van het eerste argument: 'Getal1'.

  3. Selecteer in het werkblad het celbereik C6:C12

  1. Klik opnieuw op de knop 'Celadres' in de werkbalk 'Functieargumenten' om terug te keren naar het dialoogvenster 'Functieargumenten'.  Bemerk dat het juiste celbereik thans is ingevuld in het invoerveld van het eerste argument.

  1. Klik in het dialoogvenster op de knop 'OK'

  2. Hierdoor sluit het dialoogvenster zich en de uitkomst '485' wordt in cel C17 geplaatst.

De uitkomst van deze oefening wordt getoond in de werkmap 'Oefeningen_Oplossing.xlsx' op je USB-stick in werkblad 'Functies2'.

Instructie 2: Opmaken en berekenen

  1. Open op je geheugenstaafje of je Homedrive het bestand 'Oefeningen.xlsx' en activeer werkblad 'Functies3'

  2. Bereken met behulp van een functie de totalen in rij 12

  3. Bereken het gemiddelde per medewerker en per kwartaal in kolom G

  4. Bereken aan de hand van een functie voor elke medewerker het hoogst aantal gereden kilometers in de loop van een kwartaal in kolom H

  5. Maak de tabel naar eigen smaak op met kleuren, verschillende lettertypes, enzovoort. In onderstaande tabel werd daartoe uitsluitend gebruik gemaakt van de opdrachtknoppen en keuzelijsten in de groep 'Lettertype' van het tabblad 'Start'

  1. De uitkomst van deze oefening wordt getoond in de werkmap 'Oefeningen_Oplossing.xlsx' in werkblad 'Functies3'.

Instructie 3: Meer functies

In bovenstaande figuur worden de gemiddelde dag- en nachttemperaturen weergegeven per seizoen.

Onder de tabel worden in drie kolommen een aantal functies gedemonstreerd: eerst een opdracht, dan de uitkomst voor de opdracht, en ten slotte de gebruikte functie.

3.1 De gemiddelde temperatuur

Vermits reeds eerder het gebruik van de functie 'GEMIDDELDE()' werd toegelicht, zal je geen toelichting bij de gemiddelde dag- 'GEMIDDELDE(C4:C7)' en nachttemperaturen 'GEMIDDELDE(D4:D7)' behoeven.

3.2 Afronden

MS Excel kan niet enkel gebruik maken van functies, zoals bovenstaand voorbeeld aangeeft, maar ook van 'geneste functies'. Een geneste functie is een functie binnen een (andere) functie.

Dit is nuttig, omdat aldus verschillende bewerkingen gelijktijdig op een cel kunnen worden toegepast door gelijktijdig gebruik te maken van twee functies. Bijvoorbeeld: een gemiddelde berekenen en deze uitkomst meteen afronden op een aantal decimalen, zoals in =AFRONDEN(GEMIDDELDE(C4:C7);2) in bovenstaande figuur. Met deze formule wordt het berekende gemiddelde voor de dagtemperaturen meteen afgerond op twee cijfers na de komma.

Een getal kan zowel naar boven als naar onder worden afgerond, als afgerond op een geheel getal. Excel voorziet daarom in verschillende afrondingsfuncties:


Om de geneste functies uit de bovenstaande figuur te maken kan je verschillende wegen bewandelen:

  1. Klik op de knop 'Functie invoegen' , voer met behulp van het dialoogvenster 'Functie invoegen' de functie GEMIDDELDE() in met als argument het celbereik C4:C7 en druk op de Enter-toets

  2. Selecteer de cel opnieuw en tik in de formulebalk, net achter het gelijkheidsteken: AFRONDEN(

  1. Bemerk dat tijdens het typen onder de formulebalk een snelmenu verschijnt waarin de tussen te voegen functie kan worden geselecteerd met een dubbelklik.

  1. Navigeer in de formulebalk naar het einde van de functie 'GEMIDDELDE(C4:C7)' en tik ' ;2) ' om de functie AFRONDEN() te vervolledigen. Druk tenslotte op de Enter-toets

Je kan de geneste functie echter ook geheel manueel intypen, indien je uit het blote hoofd weet, wélke argumenten moeten worden ingevoerd. Zoals eerder uitgelegd krijg je tijdens het tikken overigens toch voortdurend de nodige ondersteuning.

3.3 Maximumwaarde

In bovenstaande figuur wordt tevens de maximumwaarde voor de gemiddelde dagtemperaturen berekend.

Dat kan makkelijk met behulp van de functie 'MAX()'. Wanneer je in deze functie als argument het gewenst celbereik opgeeft ('C4:C7'), dan geeft de functie als uitkomst de hoogste waarde in het bereik weer.

In het voorbeeld wordt als vanzelfsprekend de warmste dagtemperatuur gevonden in de zomer.

3.4 Minimumwaarde

Op dezelfde wijze kan de 'Koudste nachttemperatuur' worden opgezocht, maar dan met behulp van de functie 'MIN()' en het celbereik 'D4:D7'. Als vanzelfsprekend wordt de laagste gemiddelde nachttemperatuur gevonden in de winter.

3.5 AANTAL.ALS()

De functie 'Aantal.als()' kan worden gebruikt om in een reeks getallen het aantal getallen te tellen dat aan een bepaalde voorwaarde voldoet.

Om het aantal seizoenen te kennen met een dagtemperatuur boven 15° wordt de functie =AANTAL.ALS(C4:C7;">15") als volgt gebruikt:

  1. Eerst de naam van de functie: =AANTAL.ALS(

  2. Dan het celbereik dat moet worden doorzocht: C4:C7

  3. Vervolgens een puntkomma om de argumenten van elkaar te scheiden: ;

  4. En dan, tussen dubbele aanhalingstekens, het criterium (de voorwaarde waaraan de te tellen waarden moeten voldoen: ">15"

  5. Tenslotte een haakje om de functie af te sluiten: )

Het resultaat van deze functie is in dit voorbeeld 2: namelijk voor de zomer en herfst is de gemiddelde dagtemperatuur hoger dan 15°.

Op gelijkaardige wijze wordt het aantal seizoenen geteld waarvoor de gemiddelde nachttemperatuur onder de nul graden zakt: =AANTAL.ALS(D4:D7;"<0")

3.6 ALS()

Rechts bovenaan in de figuur wordt de functie 'ALS()' gebruikt. Deze functie verwacht drie argumenten: =ALS(D4<0;"Onder nul";"Boven nul")

  1. Als eerste argument een voorwaarde (criterium) waaraan de waarde van een cel al dan niet kan voldoen. Bijvoorbeeld: als D4 kleiner is dan nul. In ons voorbeeld wordt dit ingevoerd als: D4<0

  2. 'Waarde-als-waar': de waarde die moet worden weergegeven wanneer inderdaad aan de voorwaarde voldaan is. In ons voorbeeld wordt de tekst "Onder nul" weergegeven in cel F4, indien aan de voorwaarde "D4<0" is voldaan.

  3. 'Waarde-als-onwaar': de waarde die wordt weergegeven indien aan de gestelde voorwaarde niet is voldaan. In ons voorbeeld wordt in cel F4 de tekst "Boven nul" weergegeven wanneer cel D4 een waarde bevat die niet kleiner is dan nul.

Vermits in ons voorbeeld enkel in de winter de gemiddelde nachttemperatuur onder de nul graden zakt, verschijnt enkel in cel F7 de tekst 'Onder nul'. Omdat dit niet het geval is voor de andere seizoenen, verschijnt in de cel F4, F5 en F6 de tekst 'Boven nul'.

3.7 Zelf uitproberen

  1. Open op je memorystick of je Homedrive het bestand 'Oefeningen.xls' en activeer werkblad 'Functies4' om zelf een oefening aangaande het gebruik van deze functies te maken.

  1. De uitkomst van deze oefening wordt getoond in de werkmap 'Oefeningen_Oplossing.xlsx' op je memorystick in werkblad 'Functies4'.